De pest is een ziekte die van de 14e tot en met de 19e eeuw in Europa veelvuldig, bij vlagen epidemisch en zelfs pandemisch, voorkwam en enorme aantallen slachtoffers maakte. De belangrijkste vormen van de pest zijn builenpest en longpest. Men schat dat door de Zwarte Dood van (1347-1351) een derde deel van alle Europeanen, destijds enkele tientallen miljoenen, het leven liet. De pest was een dodelijke ziekte, die zich razendsnel verspreidde. Het angstaanjagende was, dat niemand wist waar de pest vandaan kwam.
De Nijmeegse dokter Van Diemerbroek zei in 1636 dat de pest in ‘kleine deeltjens’ uit de hemel neerdaalde, als een straf van God. Maar de ziekte kon ook ontstaan door de rotte lucht van stinkende grachten en vuilnishopen, of door snel bedervende groente als komkommer en gele peen.Door deze onzekerheid zorgden alleen de geruchten over een pestuitbraak al voor paniek. Als een geruchtenstroom begon, sloten veel steden de deuren voor vreemdelingen. Alleen met een certificaat waarop stond dat hun streek pestvrij was, kwamen ze binnen. In 1569 mochten strohandelaren in Leiden geen stro meer voor hun deuren hangen, omdat veel Leidenaren zich rot waren schrokken: een bos stro voor de deur betekende dat in het huis de pest heerste
.Als de pest een stad of dorp bereikte, zocht men naar een zondebok. Zo wist dokter Pieter van Foreest zeker dat de pestuitbraak in Delft, in 1557, te maken had met het begrafenisje-spelen van een groep kinderen. Maar meestal kregen joden de schuld van de pest. Zij zouden pestvergif in het water doen om christenen te besmetten. In 1348 liep het voor de joodse inwoners van Zwolle slecht af: tijdens een ernstige pestuitbraak werden zij allemaal vermoord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten