Het juiste pad voor een Grand Tour werd de Nederlandse student gewezen door een Leids hoogleraar. Luttele jaren na de oprichting der universiteit, wisten curatoren als hoogleraar een geleerde naar de Sleutelstad te lokken die tot de vermaardste van zijn tijd gerekend zou worden: Justus Lipsius. Wie in Italië komt moet allereerst naar Rome, meent Lipsius. Maar langer oponthoud dan nodig is voor een rondgang langs de vele antiquiteiten, is bepaald niet raadzaam. Want in Rome is de lucht ongezond en de zeden zijn er verdorven. Die bezwaren gelden niet voor de nobele stad Napels, eveneens rijk aan cultuur. Toch komt voor een verblijf van langer duur het meest in aanmerking Toscane; een streek waar de lucht zuiver is, de taal puur en de zeden rein. Wil men in dit gebied een poosje neerstrijken dan zijn Florence, of nog liever Siena, daartoe bij uitstek geschikte steden. Op de terugreis naar huis loont een bezoek van enige dagen aan de universiteitssteden Bologna en Padua. Een paar weken in Venetië en een bezoek aan Milaan vormen tenslotte een waardige afsluiting van de rondreis door Italië. Aan het begin van zijn college noemt Lipsius ‘utilitas’ en ‘voluptas’ als tweeledig doelstelling van een educatiereis. Want zo'n reis mag natuurlijk niet gemaakt worden uitsluitend ter wille van onbekommerd vermaak. ‘Vagari, lustrare, discurrere’ dàt kan iedereen en zelfs de grootste leeghoofd heeft plezier in de aanblik van vreemde volken, steden en bezienswaardigheden. Maar het gaat ook en vooral om ‘indagare,discere; id est, verè peregrinari.’ Metdie reis drieërlei vorm van profijt beoogd wordt: verrijking van inzicht, van kennis en karakter. Boeken-wijsheid kan men evengoed, of beter thuis opdoen. Maar wie geleerden wil beluisteren om hun de wijsheid van de lippen te lezen, die moet op reis.
Bron:
Anna Frank-van Westrienen, De groote tour. Tekening van de educatiereis der Nederlanders in de zeventiende eeuw. Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij, Amsterdam 1983
Geen opmerkingen:
Een reactie posten